Terug | Eindnoten | Inleiding | Hoofdstuk I | Hoofdstuk II | Hoofdstuk III | Hoofdstuk IV |
Hoofdstuk IV de Oogst – pag. 705 t/m pag. 721
1481 ‘Bijeenkomst van families Slangen’ in: Limburgs Dagblad van 26 april 1999, opgenomen in H.C.G. Schoenmakers en J.H.M. Smeets, Genealogische gegevens over de families Schoenmakers, Reumers, Slangen, Wijck. Roerstreek Cahier 101 (Sint-Odiliënberg 1999), als bijlage 3 op slangen 66. Daarin werd als titel van het nooit verschenen boek genoemd: Bèje en wèrke op de Linnerhei. De familie Slangen op en rondom Mortelshof (1845-1945).
1482 In zijn oorspronkelijke lijst van pachters was de plaats voor de onfortuinlijke Jacob Cuijpers die Mortelshof in 1878 moest verlaten, verdrongen, terwijl iedereen in de kleine Berger gemeenschap wist van de manslag en zijn gevangenschap en de kranten erover vol hadden gestaan.
1483 Peter Slangen, ‘Hoe werd in Limburg de selectie ter hand genomen? Eenige practische werken door ...’ in: de weekendbijlage van De Limburger Koerier van zaterdag 23 juli 1932.
1484 Voor een foto van Burghoffshof zie: Slangen Jaak, ‘De primeur van een stoom- (1861) en een handdorsmachine (1871) op Mortelshof’ in: Roerstreek 47 (2015) [209-221], 213.
1485 Aantekening van het gesprek van Jo Schreurs met Jacq. Slangen op 16 mei 1988 in Herten.
1486 GAR, ‘Legger van Polissen [...] van 21 febr. 1852, J.M. Spielmans, nr. 6. Bij invoering van het metrieke stelsel in 1820 werd 1 el gelijkgesteld aan 1 meter. Jacq. Slangen kwam op 16 mei 1988 tegenover Jo Schreurs uit op een binnenplaats van 5,5 x 12 meter.
De gegevens van de kubieke inhoud van de vooroorlogse boerderij zijn ontleend aan een brief van W. Lamers, Adviesorgaan voor Oorlogs- en Rampschade aan de gebr. Slangen van eind april 1956. Vgl. noot 58 van hoofdstuk I op pag. 30 van dit boek.
1487 De oorspronkelijke stomme films van Alex Roosdorp uit 1939 werden in 1984 door Guillaume Dohmen bewerkt en versneden en van commentaar voorzien door Cas Brugman. In 2003 werd deze videoband door het Limburgs Museum uitgebracht als dvd: Zuiderboeren, Een documentaire over agrarisch Limburg in 1939.
1488 In 1963 constateerde G. Mertens, de toenmalige voorzitter van de LLTB, al ‘dat het traditionele gemengde bedrijf in deze tijd niet meer mee kan’, in 1971 kwam dezelfde in het jubileumnummer Land en Vee van de LLTB bij zijn 75ste verjaardag tot de conclusie: ‘Het veel voorkomende gemengde bedrijfstype met een beperkte oppervlakte grond, maar met een zeer veelvormig en ingewikkeld bedrijfspatroon, waarop niet zelden tegelijkertijd voorkwamen: varkens, rundvee, kippen, akkerbouw, fruitteelt en in Noord-Limburg ook nog tuinbouw, is als gevolg van specialisatie en schaalvergroting vrijwel geheel verdwenen. Daarvoor in de plaats zijn ontstaan bedrijven met een grote omvang. Maar dan gespecialiseerd in één of slechts enkele productietakken’ [J. Korsten, Standhouden door veranderingen, 156.].
1489 Het blijft een actueel thema. In het Leidsch Dagblad van 9 juni 2018 verscheen een artikel van Leo Blank, dat als titel meekreeg: ‘Familiebedrijf: lust of last?’ Daarin komt een ‘overnamebegeleidster’ aan het woord, Dorien Bos-Klaver, afkomstig uit een boerengezin, afgestudeerd in het notarieel recht, werkzaam geweest als kandidaat-notaris, thans mede-eigenaar van een makelaarskantoor dat veel expertise heeft opgebouwd bij bedrijfsopvolgingen in de agrarische sector.
‘Ze constateert ook dat opvolging een veel geleidelijker proces is geworden. “Het moet niet te snel, te geforceerd gaan. Anders is de kans op brokken groot. Bijna overal wordt eerst een maatschap gevormd, bijvoorbeeld door ouders en kind. Zodat iedereen kan wennen aan gedeeld eigenaarschap. [...] Schakel tijdig deskundigheid in! Spreek met elkaar uit wat verwachtingen en potentie zijn van het bedrijf. Vaak is de zoon toe aan een volgende stap, maar vader niet. Die vindt het moeilijk het bedrijf los te laten, is bang om in een gat te vallen. Ook vreest hij voor missers van zijn zoon die het voortbestaan in gevaar brengen.”
Ze brengt veiligheid met een goed gesprek. Eerst met familieleden afzonderlijk, naderhand met iedereen samen aan tafel. Wat belangrijk is, weet Dorien, dat er naar elkaar wordt geluisterd: “Hoe ziet men elkaars rol in de komende jaren? Blijft vader actief in het bedrijf en zo ja, welke beloning past daarbij? En wat zijn zijn verantwoordelijkheden nog? Vaak merk ik dat familieleden zelf met oplossingen komen. Iedereen heeft hetzelfde doel: het voortbestaan van het bedrijf.”
Dorien betrekt ook andere kinderen bij de ophanden zijnde overname. “Die moeten weten wat er gebeurt. Welke afspraken worden gemaakt. Vaak houden ouders nog een financieel belang in het bedrijf. Anders kan de zoon of dochter de overname niet eens behappen.
Meestal wordt bij de overname ook een meerwaardeclausule opgenomen. Om winstbejag van de opvolger de kop in te drukken. Als die het bedrijf snel en lucratief doorverkoopt, is hij verplicht de andere kinderen te laten meedelen in de winst.”
Openheid
Dorien Bos-Klaver ziet gelukkig dat veruit de meeste bedrijfsopvolgingen succesvol zijn. Maar vanzelf gaat dat niet, voegt ze eraan toe: “Daarvoor is openheid naar elkaar toe nodig. Een agrarisch bedrijf moet zeven dagen per week gerund worden. Wonen en werken zijn nauw met elkaar verweven. Irritaties en niet uitgesproken verwachtingen of wensen kunnen fatale gevolgen hebben voor het bedrijf. Het is mijn taak dat [...] er dan open communicatie ontstaat. Daar is het voortbestaan mee gediend.”
Binnen een kader wordt gewezen op speciale cursussen die het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NJAK) organiseert: ‘niet alleen over financiën en belastingen, maar ook wat bedrijfsovername voor de privésituatie betekent. Familiebedrijven komen uitgebreid aan bod.’
1490 Deze alinea rust grotendeels op een mail van drs. Jo Nabuurs aan de schrijver, getiteld: ‘de Mortelshof’ van 17 juni 2018.
1491 Jaak Slangen, Tussen gemeynte en landschapspark. Zes generaties boeren op Mortelshof (1829-2005). Uitgave in eigen beheer. ISBN: 978 90 817575 1 5 [NUR 948].
1492 Jaak Slangen, ‘Burentwisten tussen Linne en Sint Odiliënberg over de Linnerheide (1802-1848)’, Roerstreek ’97 (HVR Jaarboek 29) [14-35], 29.
1493 Beschrijving van het natuurgebied Linnerheide | Mortelshof op website van Stichting het Limburgse Landschap [limburgs-landschap.nl].
1494 Vgl. L.P. Louwe Kooijmans, ‘Linne’ in: W.J. Willems, ‘Archeologische kroniek van Limburg over 1984’ in: Publications (PSHAL) CXXI (Maastricht 1985), 153-154; Leo B.M. Verhart, ‘De archeologie van het Leropper- en Linnerveld. Een pleidooi voor behoud’, De Klepper. Contactorgaan Heemkundevereniging Roerstreek [28ste jrg – nr. 4 – november 1996, 14-20; Idem, De archeologie en geologie van de Roerstreek’, in: ‘Over een Federmesser vindplaats bij Linne en de oudste tekening van Nederland’ in: Roerstreek 1998 (HVR-Jaarboek 30) 80-81.
1495 Vgl. Fred T.S. Brounen en Hans Peters, ‘Halffabrikaten van vroeg-neolitische dissels: enkele ‘nieuwe’ vondsten uit het Limburgse dekzandgebied, de lösszone en het Maasdal’ in: Archeologie no. 13 (2009) 5-16; Fred T.S. Brounen & Anne Hauzeur, ‘The cannelured version of Begleitkeramik; a survey of finds and sites’ in: Bart Vanmontfort et al. (eds.), Pots farmers and Foragers. Pottery traditions and social interaction in the earliest Neolithic of the Lower Rhine area (Archeological Studies Leiden University 20 (Leiden 2010) (49-63), 56 en Jaap Beuker, Vuurstenen werktuigen. Technologie op het scherp van de snede (Leiden 2010) 34 en 35.
1496 Leo Verhart, ‘Prins Piet’ in rubriek ‘Omzien’ van Archeologie Magazine 03 2018 (Virtumedia Zeist) [20-22], 22.
1497 Tessa de Wekker, ‘De puzzel is na vijftig jaar nog niet af. Emeritus hoogleraar archeologie Corrie Bakels een halve eeuw bij de universiteit Leiden’ in: Leidsch Dagblad van wo. 4 juli 2018.
1498 Leo Verhart, ‘Prins Piet’, 22.
1499 Ibidem.
1500 I. Van Wijk e.a., ‘Vergeten bandkeramiek.’ Een Odyssee naar de oudste neolithische bewoning in Nederland (Leiden 2014) in de bibliografie op p. 547.
1501 Guus Urlings, ‘De akkers van de Mortelshof’ (Verhalen uit het Limburgs Landschap | deel 4), De Limburger/Limburgs Dagblad van 27 okt. 2015.